Over Skydome, KNSM-laan 327-525. Architect Wiel Arets. Ontwerp 1990, uitvoering 1994-1996
Het ontwerpen van een toren is nog steeds een moeilijke opdracht. De onderkant is niet het moeilijkste om te ontwerpen, heeft een beroemd architect eens opgemerkt, en de bovenkant ook niet, maar het grote stuk daartussen is het probleem. Hoe kan worden voorkomen dat dit tussenstuk saai wordt – dit is de grote vraag bij het ontwerpen van een toren. Veel architecten zoeken de oplossing in het varieren van de verdiepingen of geven hun toren uitstulpingen. Wiel Arets heeft met zijn toren een ander antwoord op het saaiheidsvraagstuk gegeven. Zijn toren heeft zelfs op het dak geen uitstulpingen om installaties te verbergen en eindigt boven messcherp. Arets stapelde gewoon twintig identieke verdiepingen op elkaar, maar bracht elk van de vijf woningtypes wel onder in een aparte vorm. Zo lijkt het gebouw te bestaan uit vier verschillende torens, een indruk die vanaf de straat wordt versterkt doordat de begane grondverdiepingen van de vier delen puien met verschillende hoogtes hebben gekregen.
Toch valt de toren niet uiteen in fragmenten: de delen worden bijeengehouden door de uniforme gevelbekleding. Arets heeft het gebouw consequent bedekt met zwart materiaal dat op het eerste gezicht van steenkool of basalt lijkt maar in werkelijkheid zwart beton is dat op ruwe rubber matten is gestort. Zwart is een gewaagde kleur die een gebouw zwaar en monolitisch maakt, zeker als de loggia’s van de honderd appartementen zich ook nog eens voordoen als grijnzende, zwarte gaten. Maar het glanzende, ruwe oppervlak geeft de toren tegelijkertijd een onvast karakter: als de zon erop of langs schijnt is de bekleding net zo veranderlijk als het oppervlak van het water dat het KNSM-eiland omringt. Ook in het interieur zijn kleuren opvallend afwezig. Liftdeuren zijn van glanzend roestvrij staal, de wanden zijn wit en de vloerbedekking is zwart in de gangen in het hart van het gebouw die toegang geven tot de woningen. Maar in de woningen zelf is de architect minder dwingend aanwezig: kopers hadden de vrijheid om vooraf hun specifieke wensen op te geven over vloerbedekkingen, keukenblokken en tot op zekere hoogte ook de indeling.
Monolitisch en veranderlijk, dwingend en vrij – het zijn niet de enige tegenstellingen die Arets” zwarte toren kent. Want het gebouw mag dan vooral door de kleur zwaar ogen, vlak boven de grond heeft het een insnoering van een paar centimeters gekregen, zodat de twintig verdiepingen lijken te zweven. En aan de waterkant, waar de woontoren een prachtig uitgevoerde ronding heeft gekregen, bevindt zich op de begane grond een algemene ruimte met een glazen pui. Wie binnen staat, merkt dat de glaswand door de beperkte hoogte alleen uitzicht biedt op het water en niet op Amsterdam-Noord aan de overzijde van het IJ. De ontmoetingsruimte is kenmerkend voor het gebouw: op het eerste gezicht eenvoudig en gemakkelijk te doorgronden, maar bij nader inzien voorzien van raadselachtige verrassingen.
Gedeelten uit een artikel van Bernard Hulsman, NRC, 21 juni 1996.
——————————————————————————
Wiel Arets’ ontwerp voor een woontoren van 22 verdiepingen met 100 woningen in Amsterdam, dateert al van 1990, terwijl het flatgebouw zelf sinds 1996 troont boven het KNSM-eiland. Als we de Nederlandse architectuurcriticus Bart Lootsma bijtreden die stelt dat “door de werking van de tijd,die zorgt voor de veroudering van de materialen die Arets bijvoorkeur onbehandeld laat, de gebouwen schijnbaar milder worden en opgaan in hun omgeving”, dan is het interessant om dit gebouw nu te bekijken, vooral omdat het immers gaat om een eenzame, betonnen woontoren in een nieuwe woonwijk, in het overigens “historische” havenlandschap van Amsterdam.
Bijzonder aan deze toren, zeker in vergelijking met opdrachten als de Academie van Maastricht, het kantoorgebouw in Heerlen of de politiekantoren, is het feit dat er een soort omkering optreedt van de aandacht die Arets doorgaans besteedde aan het integreren van de ondergrondse verdieping in het programma van het gebouw. Het introduceren van een tweede maaiveld is ook hier aanwezig door de parkeergarage maar half onder de grond te leggen. Maar dit nieuwe, geasfalteerde maaiveld, dat veel weg heeft van een stedelijk balkon op de straat en de haven, is echter niet het exclusieve terrein voor de voetganger, maar fungeert als extra parkeerterrein voor de bewoners. Hierdoor wordt de verdieping op dit nieuwe maaiveld qua sfeer zwaar gehypothekeerd, zeker omdat Arets deze “gelijkvloerse” verdieping zorgvuldig ontwierp als een enorme hal, een stadsfoyer met galerie-allures.
In de woontoren van Amsterdam duikt niet alleen in plan een spanningsboog aan de noordgevel op, ook de flanken van de toren werden perspectivisch bewerkt met schuin ingeplante gevels. Ruimtelijk liet deze opdracht weinig virtuositeit toe. De appartementen bestaan uit een eenvormige laag, die bevestigd wordt door een reeks panoramische bandramen. Vooral in de inkomhal, waar het zich op het IJ gekaderd en gefaseerd wordt vrijgegeven, ondermeer door de positie van een langse binnenmuur met raamopeningen, voel je Arets bijzonder filmisch “montagetalent”. Bovendien wordt het helemaal spannend wanneer je je waagt op de smalle bordessen. Spannend omdat zij door hun transparante structuur in gegalvaniseerd-stalen rooster, de “inkepingen” en dominante, zwarte betonnen muren waartussen ze geprangd zitten, theatraal ten top voeren.
Arets woontoren mag dan wel met zijn twintig verdiepingen in principe niet zo hoog zijn, precies door de scenografische werking van zijn architectuur, kan zijn toren zich, qua Babelse ambitie, meten met de grootsten. Of de tijd de toren beter heeft doen opgaan in het Amsterdamse landschap is echter een open vraag. De betonnen huid, of moet je het masker noemen, ziet er nog steeds prima uit, maar de kleuren en texturen die door de gordijnen van de woonkamers schemeren, lijken niet alleen een strijd aan te gaan met de architectuur van Arets, bovendien lijkt het alsof de nadrukkelijke aanwezigheid van de architectuur het wonen hier kadert als een soort anekdote. Terwijl Kollhoffs Piraeusgebouw er ongedwongen bijstaat alsof het altijd tot Amsterdam heeft behoord, heeft het er veel van weg dat Arets woontoren nog steeds “vecht” om zich op het KNSM-eiland waar te maken.
Gedeelten uit een artikel van Koen van Synghel, in De Architectuur, 1996